Grind is een afzetting die voor tenminste dertig procent bestaat uit gesteentefragmenten waarvan de diameter groter is dan 2 millimeter en kleiner dan 63 millimeter. Wanneer de fragmenten kleiner zijn spreken we van zand, zijn ze groter, dan spreken we van keien. De grindkiezels zijn afkomstig uit verafgelegen gebieden en door water of ijs meegevoerd. Grind wordt in Nederland volop gewonnen om bijvoorbeeld asfalt of beton van te maken of om paden mee aan te leggen. Dit grind weerspiegelt overigens niet geheel de samenstelling van het grind zoals het in de bodem ligt. Bij grindwinbedrijven is dit grind namelijk eerst met behulp van zeven op grootte gesorteerd.
Het meeste grind in Nederland is aangevoerd door rivieren. Deze voerden met name tijdens het Kwartair grote hoeveelheden aan, afkomstig uit de Ardennen in België en het Rijnlandmassief in Duitsland, maar ook uit verder gelegen gebied zoals de Vogezen (Maas en Rijn), Scandinavië en de Baltische staten (Eridanosrivier). Dit grind wordt riviergrind genoemd.
Een tweede belangrijk grindtype in Nederland is glaciaal grind, meegevoerd door de ijsmassa's tijdens het Pleistoceen.
Hoewel verschillende soorten grind vaak erg op elkaar lijken, kunnen er toch veel verschillen in te ontdekken zijn. Bestaat het bijvoorbeeld uit grote of kleine kiezels? Uit mooi afgeronde of hoekige kiezels? Zijn de kiezels gesorteerd op grootte, of zit groot en klein door elkaar? Bestaat het uit kiezels van hetzelfde of van verschillende gesteenten? Van welke gesteenten dan? Deze eigenschappen vertellen ons veel over het verleden van de componenten. Door deze eigenschappen te achterhalen kunnen we reconstrueren waar het grind vandaan komt.
In het dagelijks leven wordt met de term kiezel meestal een grindkorrel bedoeld, maar dat is niet de enige betekenis. Kiezel betekent ook silicium, een scheikundig element aangeduid met de letters Si. Kwarts, dat veel voorkomt in grind, bestaat uit siliciumoxide (SiO2). Vermoedelijk is dit de reden dat grindkorrels kiezels genoemd worden. Gek genoeg is het woord kiezel afgeleid van het Baskische gisu, dat kalksteen betekent. In kalk (CaCO3) zit geen silicium.
Het grind dat we in de Nederlandse ondergrond vinden bestaat vrijwel alleen uit gesteente dat buiten Nederland is gevormd. Het is samengesteld uit gesteenten afkomstig van de verschillende gebieden waar de rivier die het aangevoerd heeft doorheenstroomde. Het water in een rivier neemt onderweg brokken gesteente mee. Waar rivieren samenkomen wordt de verscheidenheid aan gesteentetypen groter. De gesteentefragmenten zijn oorspronkelijk vaak groot en ruw van vorm, maar door het constant rollen en botsen slijten ze af tot afgeronde kiezels. Hoe langer de kiezels onderweg zijn, hoe afgeronder en kleiner ze worden.
In het Pleistoceen waren er in Nederland veel verwilderde snelstromende rivieren. Deze hadden vaak geen goed afgegrensde hoofdbedding, maar waren vlechtend. Daardoor bestreken zij een groot oppervlak waar ze grind af konden zetten. Tegenwoordig volgen de rivieren in Nederland braaf hun hoofdbedding en stromen ze relatief rustig. Doordat Nederland vrijwel geheel vlak is heeft de rivier de ruimte om breder te worden en neemt de stroomsnelheid af. Hierdoor heeft de rivier niet genoeg kracht meer om de relatief zware kiezels mee te voeren. De kiezels blijven dus op de bodem liggen. Dit gebeurt vooral op de bodem van de hoofdgeul van de betreffende rivier, maar ook onder de uiterwaarden vinden we vaak aanzienlijke grindpakketten, die aangeven dat hier oudere riviergeulen hebben gelopen.
Riviergrind dat voorkomt in de rivierterrassen wordt wel berggrind genoemd. Doordat de rivier zich steeds dieper ingesneden heeft, zet het op een steeds lagere hoogte grind en zand af. De jongste afzettingen liggen hier dus, in tegenstelling tot de normale situatie, lager dan de oudere afzettingen.
Glaciaal grind is aangevoerd door een ijsmassa. Scandinavische ijsmassa's bereikten Nederland tweemaal tijdens het Pleistoceen. In het Saalien, 150.000 jaar geleden, kwam het landijs in ons land tot de lijn Haarlem-Utrecht-Nijmegen. Zo'n ijsmassa schuurde over de ondergrond en nam daarbij gesteentefragmenten op. Toen de ijsmassa's smolten bleef een gedeelte van het meegevoerde gesteentepuin achter. De rest is door smeltwaterstromen verder getransporteerd. Hierdoor liggen er in Noord- en Oost-Nederland grindpakketten afkomstig uit Scandinavië en het Oostzeegebied.
Door landijs meegevoerde gesteentefragmenten zijn vaak minder afgerond dan fragmenten die door rivieren zijn aangevoerd. Doordat een deel van de fragmenten in het ijs opgenomen was, werden de stenen goed beschermd en hebben ze dus hun ruwere vorm kunnen behouden. Stenen die onder in de ijsmassa over de bodem schuurden zijn wel vaak afgevlakt en vertonen zogenaamde gletsjerkrassen.
Overigens hebben de gletsjers ook invloed gehad op oudere pakketten riviergrind. Deze oudere lagen zijn door de stuwende kracht van de gletsjers, als door een bulldozer, aan de kant geschoven. De stuwwallen van de Veluwe, die opgestuwd zijn door deze gletsjers, bevatten daarom vooral afgeronde riviergrinden.
Het grind dat in de Nederlandse ondergrond ligt komt vanuit vier verschillende aanvoerrichtingen:
Omdat de meeste rivieren al bovenstrooms grind afzetten, komt er relatief weinig grind in de Noordzee terecht. Toch is het er wel degelijk te vinden. Zowel de Eridanosdelta als de Rijn en de Maas hebben pakketten grind achtergelaten in de huidige Noordzee. Ook ijsmassa's hebben grind achtergelaten in de Noordzee. Ten westen van de Waddeneilanden ligt op de zeebodem grind uit het Saalien, soms ook wel de Texelse stenen genoemd. In het gebied van de Klaverbank, een grindbank in het noordwestelijke deel van de Nederlandse Noordzee, zijn grinden terug te vinden die zijn afgezet tijdens het Weichselien.
Grind is een belangrijke grondstof voor beton-en cementproducten, zoals grindtegels en asfalt. Verder wordt het veel gebruikt voor de aanleg van paden of voor de aanleg van grindbedden voor waterfiltering. In Nederland wordt jaarlijks zo'n vijf miljoen ton grind gewonnen, waarvan 90% in Limburg. De overige 10 % komt uit andere provincies en uit de Noordzee en is meestal een bijproduct van zandwinning.
In Limburg en langs de grote rivieren maakt men voornamelijk gebruik van natte winning, hetgeen wil zeggen dat baggerschepen het grind als enorme stofzuigers opzuigen van 20-30 meter beneden de waterspiegel. Bij droge winning wordt grind in groeven boven de waterspiegel met graafmachines gewonnen.
In de Nederlandse ondergrond is nog enorm veel grind aanwezig. Toch wordt het steeds moeilijker om dit te winnen. Er moet ook rekening gehouden worden met maatschappelijke factoren, zoals milieu en ruimtelijke ordening. Een groot probleem zijn de grindputten die bij de winning ontstaan. Deze worden vaak als recreatieplassen gebruikt. De Maasplassen in Midden-Limburg zijn misschien wel het bekendste voorbeeld. Recreëren op plassen klinkt weliswaar aantrekkelijk, maar niet iedereen is blij met deze plassen. Ze verstoren het landschap, het ecologisch evenwicht en de infrastructuur. Verder kunnen ze onvoorspelbare grondwaterbewegingen op gang brengen, waardoor bijvoorbeeld dijken kunnen verzakken. Bij het winnen van grind uit de Noordzee stuit men op soortgelijke problemen. Op de harde ondergrond van de Klaverbank heeft zich een uniek ecosysteem ontwikkeld dat bij grindwinning verloren zou gaan.
Als oplossing voor deze problemen is besloten grindwinning te combineren met het creëren van een ondiepe brede bedding in de Grensmaas. Het landschap kan zo zijn natuurlijke karakter behouden en de brede bedding kan bij een hoge waterstand fungeren als waterberging, dat de kans op overstromingen verkleind. Aangezien ook dit lang niet voldoende grind oplevert om aan de Nederlandse vraag naar grind te voldoen, importeert Nederland jaarlijks maar liefst twintig miljoen ton grind uit Duitsland, België en het Engelse deel van de Noordzee.
- Marlies Janssens, Naturalis
Berendsen, H.J.A. 2004. De vorming van het land. - Van Gorcum & Comp, Assen.
Gans, W. de 2006. ANWB Geologieboek Nederland. - ANWB, Den Haag.
Montfrans, H.M. van 1988. Geologie van Nederland; delfstoffen en samenleving. - DSU, Den Haag.
Mulder, E.J. de 2003. De ondergrond van Nederland. - Wolters Noordhoff, Groningen/Houten.
Rijkswaterstaat. Inventarisatie diepe Nederlandse geologische grindreserves.